ECLI:NL:CRVB:2004:AP4450
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van buitenwettelijk beleid ten aanzien van tweede generatie oorlogsslachtoffers
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het buitenwettelijk beleid van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad ten aanzien van tweede generatie oorlogsslachtoffers per 1 januari 2002. Eiser, geboren in 1942, had een aanvraag ingediend voor een periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Deze aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet zelf aan vervolging had blootgestaan en er geen bijzondere omstandigheden waren die tot gelijkstelling met de vervolgde zouden moeten leiden. Eiser stelde dat de tweede generatieproblematiek in zijn geval in de beoordeling betrokken moest worden, maar de verweerster had dit beleid per 1 januari 2002 beëindigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 maart 2004 uitspraak gedaan. De Raad overwoog dat, nu de aanvraag van eiser na de beëindiging van het beleid was ingediend, hij hieraan geen rechten meer kon ontlenen. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in rechte kon standhouden en verklaarde het beroep ongegrond. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, in aanwezigheid van P.W.J. Hospel als griffier.
De Raad benadrukte dat de beëindiging van het beleid op een juiste wijze was gecommuniceerd en dat de verweerster niet onredelijk had gehandeld door het beleid te beëindigen. De wijziging van de wetgeving per 15 juli 1994 had de mogelijkheden voor gelijkstelling met vervolgden op basis van tweede generatieproblematiek in principe beperkt, en de verweerster had dit beleid niet langer kunnen voortzetten na de genoemde datum.