ECLI:NL:CRVB:2025:404
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning Bbz-uitkering voor de duur van een jaar; weigering voor langere periode op basis van externe omstandigheden
In deze zaak gaat het om de vraag of appellant in aanmerking komt voor een uitkering voor levensonderhoud als gevestigde zelfstandige op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Het college heeft de uitkering toegekend voor een periode van twaalf maanden. Appellant heeft gevraagd om een uitkering voor een langere duur. Aan de voorwaarden om een Bbz-uitkering voor een langere duur toe te kennen voldoet appellant niet. Er zijn namelijk geen externe omstandigheden van tijdelijke aard. Appellant krijgt dus geen gelijk. De rechtbank mocht de verklaring die appellant bij de zitting van de rechtbank heeft afgelegd bij haar beoordeling betrekken.
Namens appellant heeft mr. S. van der Eijk, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 21 januari 2025. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Eijk en E. Kosanovic als tolk in de Engelse taal. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J. Logan.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De regels die voor de beoordeling van het hoger beroep van belang zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.