ECLI:NL:CRVB:2025:400
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging IOAZ-uitkering wegens inkomen boven de norm en onterecht aanvragen van toeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de beëindiging van de IOAZ-uitkering van appellanten, die bestond uit een inkomen voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen. Het college van burgemeester en wethouders van Roermond had de uitkering beëindigd omdat appellante een toeslag op haar WAO-uitkering ontving, waardoor het totale inkomen van appellanten boven de norm voor de IOAZ-uitkering uitkwam. Appellanten waren van mening dat zij ten onrechte gedwongen waren om deze toeslag aan te vragen, maar de Raad oordeelde dat het college de uitkering terecht had beëindigd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellanten ongegrond had verklaard. De Raad stelde vast dat appellanten niet verplicht waren om de toeslag aan te vragen, maar dat het college de IOAZ-uitkering kon beëindigen op basis van de hogere inkomsten. De uitspraak benadrukt de voorwaarden voor het recht op IOAZ-uitkering en de rol van andere inkomsten in de beoordeling van de uitkering.