ECLI:NL:CRVB:2025:396
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van loonkosten tegemoetkoming op grond van de NOW-2 wegens gebrek aan omzetdaling
In deze zaak gaat het om de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming voor loonkosten op basis van de NOW-2. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het subsidiebedrag vastgesteld op nihil, omdat er in de omzetperiode van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020 geen omzetdaling van ten minste 20% was ten opzichte van de referentie-omzet. Appellante, een B.V. die zich bezighoudt met de verkoop en verhuur van campers, had aanvankelijk een subsidie van € 14.812,- ontvangen, waarvan € 11.848,- als voorschot was uitbetaald. Na een aanvraag voor de definitieve berekening van de subsidie, waarin appellante een omzetverlies van 0% aangaf, heeft de minister het subsidiebedrag vastgesteld op nihil en het teveel betaalde voorschot teruggevorderd.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, stellende dat er wel degelijk sprake was van een omzetverlies van meer dan 60%. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellante tegen de beslissing van de minister ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de minister terecht de omzetdaling op 0% had vastgesteld. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt gehandhaafd, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de berekening van de omzetdaling onjuist was en dat de minister de regels van de NOW-2 correct had toegepast. De Raad concludeerde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming en dat de terugvordering van het voorschot terecht was.