ECLI:NL:CRVB:2025:392

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
23/540 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake zorgtoeslag en bestuursrechtelijke premie

In deze zaak oordeelt de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep dat het Centraal Administratiekantoor (CAK) terecht heeft vastgesteld dat de zorgtoeslag van verzoeker als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) wordt uitbetaald. Het CAK heeft niet hoeven na te gaan of verzoeker verzekeringsplichtig is voor de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Verzoeker heeft in twee zaken hoger beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan die betrekking heeft op deze zaken. Het CAK heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft de zaken behandeld op een zitting van 13 februari 2025, waarbij verzoeker is verschenen en het CAK zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. W.D. Dorenbos.

De besluiten van het CAK, genomen op 8 maart 2022 en 8 november 2022, hebben betrekking op de zorgtoeslag van verzoeker over de periode van 1 maart 2022 tot en met 30 april 2022 en van 1 november 2022 tot en met 31 augustus 2023. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het CAK heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van verzoeker tegen de bestreden besluiten eveneens ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter bevestigt deze oordelen en stelt vast dat het CAK op grond van artikel 18f, zesde lid, van de Zvw bevoegd is om de zorgtoeslag als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie aan het CJIB uit te betalen.

De voorzieningenrechter concludeert dat de hoger beroepen niet slagen en bevestigt de aangevallen uitspraken. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat de eerdere vaststelling in stand blijft. Verzoeker krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

23/540 ZVW, 24/412 ZVW, 24/2504 ZVW-VV, 24/2506 ZVW-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het Centraal Administratiekantoor (CAK)
Datum uitspraak: 27 februari 2025
SAMENVATTING
In deze zaak oordeelt de voorzieningenrechter van de Raad dat het CAK terecht heeft vastgesteld dat de zorgtoeslag van verzoeker als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie aan het CJIB wordt uitbetaald. Het CAK heeft niet hoeven na te gaan of verzoeker verzekeringsplichtig is voor de Zvw. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft in twee zaken hoger beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan die betrekking heeft op de twee zaken.
Het CAK heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaken behandeld op een zitting van 13 februari 2025. Verzoeker is verschenen. Het CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.D. Dorenbos.

OVERWEGINGEN

De besluiten van het CAK
1.1.
Met de besluiten van 8 maart 2022 en 8 november 2022 heeft het CAK vastgesteld dat de zorgtoeslag van verzoeker, als tegemoetkoming in de door verzoeker aan het CAK verschuldigde bestuursrechtelijke premie, wordt uitbetaald aan het CJIB. [1] Het betreft de bestuursrechtelijke premie die verzoeker verschuldigd is over de periode van 1 maart 2022 tot en met 30 april 2022 en van 1 november 2022 tot en met 31 augustus 2023.
1.2.
Verzoeker heeft tegen die besluiten bezwaar gemaakt. Het CAK heeft met de besluiten van 4 mei 2022 en 6 januari 2013 (bestreden besluiten) deze bezwaren ongegrond verklaard.
De uitspraken van de rechtbank
2. Met de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen van verzoeker tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het CAK op grond van artikel 18f, zesde lid, van de Zvw [2] bevoegd is om de aan verzoeker uit te betalen zorgtoeslag als tegemoetkoming in de door verzoeker aan het CAK verschuldigde bestuursrechtelijke premie aan het CJIB uit te laten betalen. Volgens de rechtbank is de uitbetaling van de zorgtoeslag aan het CJIB in overeenstemming met de wettelijke regels. Het CAK en ook de rechtbank mogen daarbij niet beoordelen of verzoeker terecht als wanbetaler is aangemerkt. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat het niet aan het CAK is om na te gaan of verzoeker inderdaad verzekeringsplichtig is voor de Zvw.
Het standpunt van verzoeker
3. Verzoeker heeft zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat de rechtbank in de aangevallen uitspraken ten onrechte de uitbetaling van de zorgtoeslag aan het CJIB in stand heeft gelaten. Verzoeker stelt dat het CAK en de rechtbank tot de conclusie hadden moeten komen dat verzoeker niet verzekeringsplichtig is voor de Zvw. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verder gevraagd om in beide zaken [3] een voorlopige voorziening te treffen waarbij de betalingsverplichting van de bestuursrechtelijke premie wordt opgeschort.

Het oordeel van de Raad

4. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Op grond van de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Awb [4] in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.1.2.
Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, ook onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
4.1.3.
De onder 4.1.2 genoemde situatie doet zich voor. Ook zijn er geen andere beletselen om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
4.1.4.
De voorzieningenrechter beoordeelt de aangevallen uitspraken aan de hand van de argumenten van partijen. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het verzoek en het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Wat verzoeker in de hoger beroepen heeft aangevoerd, is een herhaling van de gronden die hij bij de rechtbank heeft ingebracht. Wat de rechtbank daarover in beide uitspraken heeft geoordeeld, is juist. Zowel in de bestreden besluiten als in de aangevallen uitspraken is voldoende uiteengezet dat het CAK terecht heeft vastgesteld dat de zorgtoeslag van verzoeker als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie aan het CJIB wordt uitbetaald. Deze overwegingen neemt de voorzieningenrechter over. De voorzieningenrechter voegt daar nog het volgende aan toe.
4.3.
De rechtbank heeft verwezen naar vaste rechtspraak van de Raad [5] over de bevoegdheid van het CAK om vast stellen dat de zorgtoeslag als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie aan het CJIB wordt uitbetaald met toepassing van artikel 18f, zesde lid van de Zvw. Het CAK heeft in overeenstemming met de wettelijke regels gehandeld door deze vaststelling in het geval van verzoeker te doen. Verzoeker heeft namelijk niet betwist dat hij in de periode waar het hier om gaat inderdaad zorgtoeslag ontving. De vraag of verzoeker misschien geheel of gedeeltelijk geen recht had op die toeslag maakt niet dat het CAK de vaststelling tot het uitbetalen van de zorgtoeslag aan het CJIB niet mocht doen. Het CAK is namelijk niet bevoegd om het recht op zorgtoeslag vast te stellen.
4.4.
Het CAK heeft om de bestreden besluiten te nemen ook niet hoeven nagaan of verzoeker verzekeringsplichtig is voor de Zvw. In artikel 18f, zesde lid, van de Zvw wordt de bevoegdheid van het CAK om te beslissen dat de zorgtoeslag aan het CJIB wordt uitbetaald namelijk niet afhankelijk gesteld van de vraag of de betrokkene verzekeringsplichtig is voor de Zvw. Dat volgt ook niet uit een andere wettelijke regel. De voorzieningenrechter gaat niet in op wat verzoeker nog meer heeft aangevoerd over de vraag of hij verzekeringsplichtig is voor de Zvw, omdat dat niet tot een andere uitkomst kan leiden.

Conclusie en gevolgen

5. De hoger beroepen slagen niet. De aangevallen uitspraken worden bevestigd. Dit betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven en daarmee ook de vaststelling van het CAK dat de zorgtoeslag van verzoeker als tegemoetkoming in de door verzoeker aan het CAK verschuldigde bestuursrechtelijke premie wordt uitbetaald aan het CJIB. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat die vaststelling in stand blijft.
6. Verzoeker krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraken;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2025.
(getekend) Y. Sneevliet
(getekend) M. Dafir

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en beleidsregels

Artikel 18f, zesde lid, van de Zorgverzekeringswet
In opdracht van het CAK wordt een aan de verzekeringnemer of zijn partner uit te betalen zorgtoeslag als bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag of een voorschot daarop, in afwijking van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie aan het CAK uitbetaald.
Artikel 5 van de Beleidsregels CAK inning bestuursrechtelijke premie Zorgverzekeringswet van 1 augustus 2018
Na overdracht van de invordering verzoekt het CJIB aan de Belastingdienst na te gaan of de verzekeringsnemer of zijn partner een zorgtoeslag of een voorschot daarop als bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag ontvangt en, indien dit het geval is, de uitbetaling daarvan aan het CJIB te doen.

Voetnoten

1.Centraal Justitieel Incassobureau.
2.Zorgverzekeringswet.
3.23/540 ZVW en 24/412 ZVW.
4.Algemene wet bestuursrecht.
5.Zie de uitspraak van de Raad van 26 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:450.