ECLI:NL:CRVB:2025:392
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake zorgtoeslag en bestuursrechtelijke premie
In deze zaak oordeelt de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep dat het Centraal Administratiekantoor (CAK) terecht heeft vastgesteld dat de zorgtoeslag van verzoeker als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) wordt uitbetaald. Het CAK heeft niet hoeven na te gaan of verzoeker verzekeringsplichtig is voor de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
Verzoeker heeft in twee zaken hoger beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan die betrekking heeft op deze zaken. Het CAK heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft de zaken behandeld op een zitting van 13 februari 2025, waarbij verzoeker is verschenen en het CAK zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. W.D. Dorenbos.
De besluiten van het CAK, genomen op 8 maart 2022 en 8 november 2022, hebben betrekking op de zorgtoeslag van verzoeker over de periode van 1 maart 2022 tot en met 30 april 2022 en van 1 november 2022 tot en met 31 augustus 2023. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het CAK heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van verzoeker tegen de bestreden besluiten eveneens ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter bevestigt deze oordelen en stelt vast dat het CAK op grond van artikel 18f, zesde lid, van de Zvw bevoegd is om de zorgtoeslag als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie aan het CJIB uit te betalen.
De voorzieningenrechter concludeert dat de hoger beroepen niet slagen en bevestigt de aangevallen uitspraken. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat de eerdere vaststelling in stand blijft. Verzoeker krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.