1.4.Het zorgkantoor heeft bij besluit van 3 juli 2023 (bestreden besluit) het bezwaar van [appellant] , [appellante] en betrokkene tegen de brieven van 9 maart 2023 en het bezwaar van appellant [appellant] tegen het besluit van 21 april 2023 ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar onder meer artikel 3.3.3, vierde lid, van de Wlz, artikel 1.1, 5.6, aanhef en sub a en b, artikel 5.11 en artikel 5.20, tweede lid, sub b, van de Rlz heeft het zorgkantoor hieraan ten grondslag gelegd dat [naam 2] niet in staat wordt geacht om de taken en verplichtingen verbonden aan het pgb op verantwoorde wijze uit te voeren. Zo beschikte de heer [naam 2] niet over gevraagde informatie. Ondanks dat alle correspondentie bij hem beschikbaar was, wist hij niet welke informatie was opgevraagd, kon hij niet aangeven wie de budgethouders waren, werden de rollen van budgethouder en gewaarborgde hulp tijdens het gesprek met [naam 2] door elkaar gehaald en leverde hij niet zelf de herhaaldelijk gevraagde informatie aan het zorgkantoor. Het zorgkantoor heeft zich op het standpunt gesteld dat de nadelige gevolgen van de besluiten niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de besluiten te dienen doelen. Het pgb is een subsidie, die uit gemeenschapsgeld wordt betaald. Het pgb moet op de juiste wijze worden besteed. De rol van de gewaarborgde hulp is daarbij van groot belang. De mogelijkheid voor zorg in natura resteert.
Uitspraak van de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het zorgkantoor, alles in samenhang bezien, voldoende zorgvuldig onderbouwd waarom de heer [naam 2] niet in staat wordt geacht voldoende de regie over de betreffende pgb’s te voeren en voldoende op de hoogte te zijn van de taken en verplichtingen behorend bij een pgb, waaronder het inkopen van kwalitatief verantwoorde zorg op doelmatige wijze. Anders dan gesteld valt in de door appellanten en betrokkene aangehaalde uitspraak van de Raad van 4 januari 2023niet te lezen dat het niet geschikt achten van een gewaarborgde hulp altijd op een rapport van een derde moet worden gebaseerd of dat er signalen moeten zijn van de zorgverlener of van andere aanverwante partijen dat de gewaarborgde hulp niet geschikt zou zijn. De voorzieningenrechter heeft verder geoordeeld dat geen sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel. Het zorgkantoor is daarbij gevolgd in zijn standpunt dat de mogelijkheid bestaat om zorg in natura aan te vragen. Door het pgb in stand te laten tot 1 juni 2023 heeft het zorgkantoor zorgvuldig gehandeld. Hieraan kon geen vertrouwen worden ontleend dat het zorgkantoor het pgb niet zou beëindigen. Het zorgkantoor heeft er ook meerdere malen op gewezen dat het niet voldoen aan de verplichtingen gevolgen kon hebben voor het voortzetten van het pgb. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het zorgkantoor zich op het standpunt heeft mogen stellen dat [naam 2] niet voldoet aan de vereisten die aan een gewaarborgde hulp worden gesteld en dat het zorgkantoor het pgb van appellant [appellant] heeft mogen beëindigen.
Het standpunt van appellanten
3. Appellanten zijn het met de uitspraak van de voorzieningenrechter niet eens. Wat zij daartegen hebben aangevoerd wordt hierna besproken.
Het oordeel van de Raad
Het hoger beroep van de erven van [betrokkene]
4. De Raad ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of de erven van [betrokkene] nog belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep. De Raad oordeelt dat dat niet het geval is.