ECLI:NL:CRVB:2025:317
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.M.W.A. van der Hoeven, heeft hoger beroep ingesteld na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 2 september 2024. De appellant heeft het hoger beroep op 19 november 2024 ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten en om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft besloten geen nadere zitting te houden en het onderzoek gesloten.
De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De appellant heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De Raad concludeert dat de redelijke termijn in deze procedure met vier jaar en acht maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 5.000,-.
Daarnaast wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 5.013,34. De Raad heeft ook de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten van de appellant. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.