ECLI:NL:CRVB:2025:290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering te veel betaalde WIA-voorschotten en de beoordeling van dringende redenen
In deze zaak gaat het om de terugvordering van te veel betaalde WIA-voorschotten door het Uwv aan appellant. Appellant ontving over de periode van 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2021 een voorschot op een WGA-loonaanvullingsuitkering. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant een brutobedrag van € 8.058,32 te veel heeft ontvangen, omdat hij over een bepaalde periode geen inkomen had. Appellant stelt dat er dringende redenen zijn om de terugvordering te matigen, maar de Raad oordeelt dat het Uwv geen aanleiding heeft hoeven zien om de terugvordering te matigen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad heeft overwogen dat de terugvordering is gebaseerd op de door appellant zelf doorgegeven geschatte inkomsten en dat er geen sprake is van een schending van het vertrouwensbeginsel. De Raad concludeert dat het Uwv de terugvordering terecht heeft doorgezet en dat de financiële gevolgen voor appellant niet onevenredig zijn.