ECLI:NL:CRVB:2025:288
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van ZW-uitkering en beoordeling van nieuwe feiten
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen van het besluit van 17 juni 2014, waarbij de ZW-uitkering van appellante per 20 juni 2014 is beëindigd. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat er nieuwe feiten zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelt dat de medische informatie die appellante heeft ingebracht geen nieuwe feiten vormt, omdat de klachten al in eerdere beoordelingen zijn meegenomen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die tot een andere uitkomst zouden leiden. De Raad concludeert dat het verzoek van appellante om terug te komen van het besluit van 17 juni 2014 terecht is afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten zijn die de herziening van het besluit rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank blijft in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten.