ECLI:NL:CRVB:2025:273
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering per 12 oktober 2020. Appellant, die zich ziek had gemeld vanwege rugklachten en andere lichamelijke en psychische klachten, betwistte de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing had voor de beëindiging van de uitkering. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat en dat hij niet in de geselecteerde functies kon werken. De Raad volgde dit standpunt niet en concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren. De Raad heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 5.086,06 bedragen.