ECLI:NL:CRVB:2025:203

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
24/136 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door appellant, vertegenwoordigd door mr. L.L. Ross. De intrekking volgde op een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv, gedateerd 2 oktober 2024, waarbij het Uwv geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant.

De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen. In dit geval heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld, aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.

De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 2.731,60, inclusief reiskosten en griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid van proceskostenveroordeling in gevallen van intrekking van beroep, wanneer het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener tegemoetkomt.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 februari 2025
24/136 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 december 2023, 22/182 WIA (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. L.L. Ross, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 2 oktober 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 11 oktober 2024 heeft mr. Ross namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 oktober 2024 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.814,- in beroep (1 punt voor het indienen van (aanvullend) beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 907,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullen) hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding dus € 2.721,-.
De reiskosten die appellant heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank, komen tot een bedrag van € 10,60 voor vergoeding in aanmerking.
Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 188,- aan appellant vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.731,60.
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 188,-
aan appellant vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2025.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) H. Alajai