ECLI:NL:CRVB:2025:200
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling ingangsdatum maatwerkvoorziening Wmo 2015
In deze zaak gaat het om de vraag of het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam de ingangsdatum van de verstrekte maatwerkvoorziening voor begeleiding en ondersteuning bij het huishouden had moeten bepalen op 1 augustus 2020. Appellante, geboren in 1973, heeft verschillende aandoeningen en ontving op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij het huishouden. In augustus 2020 heeft zij gesproken met het college over haar behoefte aan ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren. Het college heeft echter de maatwerkvoorziening met ingang van 1 november 2021 ingetrokken en een persoonsgebonden budget (pgb) verstrekt voor de periode van 1 november 2021 tot en met 29 oktober 2023. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van deze maatwerkvoorziening, omdat zij meent dat de ondersteuning al vanaf 1 augustus 2020 wordt geboden.
Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard en de rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ingangsdatum van de ondersteuning moet liggen op of na de datum waarop op de aanvraag is beslist, en dat er geen toestemming van het college was om de ondersteuning eerder te verlenen. Appellante is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt dat de ingangsdatum van het persoonsgebonden budget niet eerder kan ingaan dan 1 november 2021. Appellante krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan op 23 januari 2025.