ECLI:NL:CRVB:2025:1884
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant en de vaststelling van het percentage op 35,24% door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellant, die eerder een WIA-uitkering ontving, was het niet eens met de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 35,24%. Hij stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen, waardoor hij de geselecteerde functies niet kon vervullen. De Raad oordeelde echter dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid op juiste wijze had vastgesteld, met voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing. De zaak werd behandeld op een zitting op 26 november 2025, waar appellant niet aanwezig was, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. D.W.C. Jacobs. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen inconsistenties waren in de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Appellant had geen nieuwe medische gegevens ingebracht die aanleiding gaven om anders te oordelen dan de rechtbank had gedaan. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op 35,24%. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.