ECLI:NL:CRVB:2025:1882
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak staat de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant centraal, die per 21 april 2022 is stopgezet omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant betwist deze beslissing en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de beëindiging van de uitkering terecht was, omdat er geen toegenomen klachten waren vastgesteld binnen vijf jaar na de eerdere beëindiging van de WIA-uitkering. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de vermeende verergering van zijn klachten en de geschiktheid van de door het Uwv geselecteerde functies, niet overtuigend geacht. De Raad concludeert dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, evenals de vergoeding van proceskosten.