In deze zaak gaat het om de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 11 augustus 2020, die door het Uwv op 63,27% is vastgesteld. Appellant is van mening dat deze vaststelling onterecht is, omdat het bestreden besluit niet goed medisch is onderbouwd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv de medische situatie van appellant niet correct heeft ingeschat, en dat er meer beperkingen zijn dan het Uwv heeft aangenomen. De Raad vernietigt het besluit van het Uwv en draagt hen op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant. Tevens wordt er schadevergoeding toegewezen wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn met bijna 6 maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,-. De kosten van de rechtsbijstand worden ook vergoed, in totaal € 5.573,43. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in arbeidsongeschiktheidszaken.