ECLI:NL:CRVB:2025:1873

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
23/2672 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling en intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. I.C. Dijkstra, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 augustus 2023. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uwv, dat op 1 april 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen. Op 11 september 2025 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv tegemoet was gekomen aan zijn bezwaren. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft zich niet verzet tegen deze veroordeling.

De Raad heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De uitspraak is gedaan op 18 december 2025. De Raad oordeelt dat, gezien de intrekking van het hoger beroep, het Uwv moet worden veroordeeld in de proceskosten van appellant. De kosten van rechtsbijstand zijn begroot op € 907,- en de kosten voor inschakeling van een deskundige op € 1.533,68, wat leidt tot een totaalbedrag van € 2.440,68. Daarnaast moet het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 136,- vergoeden.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 augustus 2023, 22/1897 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 18 december 2025
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. I.C. Dijkstra hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft op 1 april 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Met een e-mailbericht van 11 september 2025 heeft mr. Dijkstra namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft op 12 november 2025 meegedeeld zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 1 april 2025 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Omdat het Uwv bij het besluit van 1 april 2025 al heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase en de rechtbank het Uwv in beroep al heeft veroordeeld in de proceskosten, moet de Raad alleen nog oordelen over de in hoger beroep gemaakte proceskosten. De kosten van rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 907,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift met een waarde per punt van € 907,-).
Daarnaast komen de kosten voor inschakeling van een deskundige voor vergoeding in aanmerking. Dit zijn de kosten voor het rapport van arbeidsdeskundige J.F. Stoffijn van 25 januari 2025. Voor deze kosten heeft appellant een vergoeding verzocht van € 1.533,68 inclusief btw. Het Uwv heeft te kennen gegeven zich te kunnen vinden in dit bedrag.
Het totaalbedrag van de te vergoeden proceskosten bedraagt € 2.440,68.
Ook dient het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.440,68;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 136,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2025.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.A. Achterberg