ECLI:NL:CRVB:2025:16

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
23/3226 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

Op 8 januari 2025 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in een hoger beroep betreffende de intrekking van het hoger beroep door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een verzoek van betrokkene, vertegenwoordigd door mr. J.P.M. van Zijl, om veroordeling van het Uwv in de proceskosten na de intrekking van het hoger beroep. Het Uwv had op 19 juni 2024 het hoger beroep ingetrokken, waarna betrokkene verzocht om vergoeding van de proceskosten. Het Uwv maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen tegen dit verzoek.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, op basis van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten bij intrekking van het hoger beroep. De Raad achtte het redelijk dat het Uwv de kosten die betrokkene had moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep vergoedt. De kosten werden begroot op € 907,- voor verleende rechtsbijstand, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak werd gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De Centrale Raad van Beroep veroordeelde het Uwv tot betaling van de proceskosten aan betrokkene.

Uitspraak

23/3226 WIA
Datum uitspraak: 8 januari 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 oktober 2023, 21/2055 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[betrokkene N.V.] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. J.P.M. van Zijl, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft op 19 juni 2024 het hoger beroep ingetrokken.
Betrokkene heeft verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen tegen het verzoek om vergoeding van de proceskosten.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 907,- voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van een verweerschrift, met een waarde per punt van € 907,-).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2025.
(getekend) C. Karman
(getekend) S.P.A. Elzer