ECLI:NL:CRVB:2025:16
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak
Op 8 januari 2025 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in een hoger beroep betreffende de intrekking van het hoger beroep door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een verzoek van betrokkene, vertegenwoordigd door mr. J.P.M. van Zijl, om veroordeling van het Uwv in de proceskosten na de intrekking van het hoger beroep. Het Uwv had op 19 juni 2024 het hoger beroep ingetrokken, waarna betrokkene verzocht om vergoeding van de proceskosten. Het Uwv maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen tegen dit verzoek.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, op basis van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten bij intrekking van het hoger beroep. De Raad achtte het redelijk dat het Uwv de kosten die betrokkene had moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep vergoedt. De kosten werden begroot op € 907,- voor verleende rechtsbijstand, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak werd gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De Centrale Raad van Beroep veroordeelde het Uwv tot betaling van de proceskosten aan betrokkene.