ECLI:NL:CRVB:2025:1590

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
25/898 PW-W-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van de behandelend rechter in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de behandelend rechter, J.C. Boeree. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een beslaglegging op zijn uitkering, en na een eerdere uitspraak van de Raad heeft hij verzet aangetekend. Tijdens de behandeling van dit verzet heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter, omdat deze tevens waarnemend president is van de Raad. Verzoeker stelde dat dit rolstapeling met zich meebrengt en dat dit de schijn van partijdigheid wekt, omdat institutionele belangen mogelijk de overhand krijgen. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat het enkele feit dat de behandelend rechter ook waarnemend president is, geen uitzonderlijke omstandigheid vormt die wijst op vooringenomenheid. De Raad benadrukt dat een rechter geacht wordt onpartijdig te zijn, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Aangezien verzoeker geen specifieke gronden heeft aangedragen die betrekking hebben op de persoon van de rechter, werd het wrakingsverzoek afgewezen. Bovendien werd bepaald dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen, omdat verzoeker misbruik maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen. Er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge beslissing op het verzoek om wraking door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
Datum beslissing: 30 oktober 2025
Zitting hebben: E.J.M. Heijs als voorzitter en J.T.H. Zimmerman en E.C.E. Marechal als leden
Griffier: N. El Khabazi
Verzoeker is niet verschenen. De behandelend rechter heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • wijst het verzoek om wraking af;
  • bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2025. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Verzoeker heeft bij de Raad beroep ingesteld tegen een beslaglegging op zijn uitkering op 31 augustus 2022. Bij uitspraak van 22 juli 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1073, heeft de Raad zich met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht onbevoegd verklaard. Tegen deze uitspraak heeft verzoeker verzet gedaan.
2. Verzoeker heeft bij aanvang van de behandeling van het verzet ter zitting door J.C. Boeree, lid van de enkelvoudige kamer (behandelend rechter), verzocht om wraking van de behandelend rechter. De behandelend rechter heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
3. Verzoeker heeft, samengevat, naar voren gebracht dat sprake is van rolstapeling, omdat de behandelend rechter tevens waarnemend president is van de Raad. Dat de behandelend rechter tocht als rechter in de zaak van verzoeker wekt volgens verzoeker de schijn van partijdigheid, omdat de kans bestaat dat institutionele belangen de overhand krijgen.
4. Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt. Bij de beoordeling van een wrakingsverzoek moet voorop staan dat een rechter op grond van zijn of haar aanstelling geacht wordt onpartijdig te zijn. Van dit uitgangspunt moet worden afgeweken als er een uitzonderlijke omstandigheid is die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor vooringenomenheid van de rechter. De vrees voor vooringenomenheid van de rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn. [1]
5. In het enkele feit dat de behandelend rechter tevens waarnemend president is van de Raad ziet de wrakingskamer van de Raad geen uitzonderlijke omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing vormt dat de behandelend rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, of dat een daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Verzoeker heeft verder geen enkele op de persoon van de rechter, haar handelen of beslissingen toegesneden wrakingsgronden naar voren gebracht. Dat betekent dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
6. Nu verzoeker direct bij aanvang, nog voor de inhoudelijke behandeling van de zaak, ter zitting, heeft verzocht om wraking van de behandelend rechter en het wrakingsverzoek daarvoor ook al op schrift had gesteld, terwijl hij verder geen enkele op de persoon van de rechter, haar handelen of beslissingen toegesneden wrakingsgronden naar voren heeft gebracht, ziet de Raad aanleiding voor het oordeel dat hij misbruik maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen. Daarom wordt met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
7. Voor vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.

Voetnoten

1.Vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770, onder 4.2.3.