ECLI:NL:CRVB:2025:1579
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling hoogte dagloon voor IVA-uitkering en toepassing startersregeling
In deze zaak gaat het om de vaststelling van het dagloon voor de IVA-uitkering van appellante, die per 8 oktober 2019 is toegekend. Het Uwv heeft het dagloon vastgesteld op € 70,50, gebaseerd op een referteperiode van 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2017. Appellante betwist deze vaststelling en stelt dat de strikte toepassing van de dagloonregels leidt tot een onevenredige uitkomst. Ze vraagt om toepassing van de startersregeling of om de betaling van oktober 2016, die afkomstig was uit een bijbaan, buiten beschouwing te laten. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en oordeelt dat het Uwv het dagloon correct heeft vastgesteld. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de regels rechtvaardigen. De uitspraak van de Raad van bestuur van het Uwv van 8 augustus 2024 wordt bevestigd, en het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard. De Raad benadrukt dat de toepassing van de dagloonregels in dit geval niet leidt tot een onredelijk bezwarend besluit voor appellante, ondanks haar medische en financiële situatie.