ECLI:NL:CRVB:2025:144
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en weigering van ZW-uitkering door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging en weigering van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R. Küçükünal, heeft in drie zaken (20/1361 ZW, 20/1362 ZW, en 20/4249 ZW) aangevoerd dat het Uwv de ZW-uitkering ten onrechte heeft beëindigd en geweigerd. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij de appellant zich had ziekgemeld met lichamelijke en psychische klachten. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering per 2 juni 2018 heeft beëindigd, omdat appellant met door het Uwv geselecteerde functies meer dan 65% van zijn laatst verdiende loon kan verdienen. Ook de weigering van de ZW-uitkering per 29 januari 2019 en de beëindiging per 5 oktober 2019 zijn door de Raad bevestigd. De Raad volgde de argumenten van appellant niet, die stelde dat het onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat zijn medische problematiek was onderschat. De Raad concludeerde dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd en geweigerd, en dat de rechtbank de eerdere uitspraken terecht in stand heeft gelaten.