Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de toekenning van een IVA-uitkering aan een (ex-)werkneemster van appellante. De Raad heeft in een eerdere tussenuitspraak geoordeeld dat de medische beoordeling die ten grondslag ligt aan de bestreden besluiten onvoldoende is gemotiveerd. Het Uwv is niet in staat gebleken om de geconstateerde gebreken te herstellen. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat de werkneemster met ingang van 14 februari 2016 recht heeft op een IVA-uitkering, in plaats van de eerder toegekende datum van 30 april 2019. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de beperkingen van de werkneemster niet eerder als duurzaam moesten worden aangemerkt. De Raad heeft de eerdere besluiten van het Uwv vernietigd en de werkneemster met terugwerkende kracht een IVA-uitkering toegekend. Tevens is het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante.