ECLI:NL:CRVB:2025:1415
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante per 10 mei 2023, omdat zij per 4 september 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellante betwist deze beslissing van het Uwv, omdat zij meent dat haar medische beperkingen niet correct zijn beoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld in hoger beroep, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. E. Akdeniz. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep overgelegd. Tijdens de zitting op 21 mei 2025 is de zaak besproken. De Raad oordeelt dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd, omdat de medische en arbeidskundige onderbouwing voldoende is. De Raad volgt de argumenten van het Uwv en de rechtbank, en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid van appellante. De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 20 juni 2024 wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellante wordt afgewezen. Dit betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering in stand blijft, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten.