ECLI:NL:CRVB:2025:1408
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant en de geschiktheid van geselecteerde functies door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv over zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant, die voorheen als handelaar in groenten en fruit werkte, had zich ziekgemeld en ontving een WGA-uitkering. Het Uwv had zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 46,45% per 30 september 2022, wat appellant betwistte. Hij stelde dat zijn medische beperkingen niet correct waren beoordeeld en dat hij niet in staat was de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 20 augustus 2025, waar appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat. De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct had vastgesteld en dat de geselecteerde functies niet in strijd waren met de belastbaarheid van appellant. De rechtbank had eerder het besluit van het Uwv vernietigd, maar de Raad bevestigde de nieuwe beslissing van het Uwv, waarin de arbeidsongeschiktheid opnieuw op 46,45% werd vastgesteld. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om de geschiktheid van de functies te betwisten, en verklaarde het beroep tegen het besluit van 20 november 2024 ongegrond.