ECLI:NL:CRVB:2025:1393

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
23/2334 PW-W2
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald wrakingsverzoek zonder nieuwe feiten of omstandigheden in bestuursrechtelijke zaak

Op 23 september 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over een herhaald wrakingsverzoek van verzoekster in een bestuursrechtelijke zaak. Verzoekster had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, maar dit was door de Raad niet-ontvankelijk verklaard. Na een eerdere afwijzing van een wrakingsverzoek, diende verzoekster op 2 september 2025 opnieuw een verzoek in om de behandelend rechter te wraken. De Raad oordeelde dat dit nieuwe verzoek in essentie een herhaling was van het eerdere verzoek en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een behandeling rechtvaardigden. De Raad verwees naar artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen, tenzij er nieuwe feiten zijn. De Raad concludeerde dat verzoekster misbruik maakte van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen en besloot dat een volgend verzoek niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd geen veroordeling in proceskosten opgelegd.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
Datum beslissing: 23 september 2025

PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juni 2023, 21/3702, in een geding tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Wageningen. De Raad heeft dit hoger beroep bij uitspraak van 12 maart 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft verzoekster verzet gedaan.
Verzoekster is uitgenodigd voor de behandeling van het verzet op een zitting op 26 mei 2025, met H.G. Rottier als behandelend rechter.
Bij brief van 6 juli 2025 heeft verzoekster verzocht om wraking van de behandelend rechter. De Raad heeft het wrakingsverzoek bij mondelinge beslissing van 19 augustus 2025 afgewezen. [1]
Bij brief van 2 september 2025 heeft verzoekster opnieuw verzocht om wraking van de behandelend rechter.

OVERWEGINGEN

De regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke colleges 2022 (Regeling) die voor de beoordeling van de verzoeken om wraking belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze beslissing.
Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Het feit dat de behandelend rechter in zijn reactie van 9 juli 2025 op het eerdere wrakingsverzoek niet in de wraking heeft berust, is niet overeenkomstig het recht op een eerlijk proces en het fundamentele recht op behandeling van deze zaak door een onpartijdige rechter. Er waren legitieme redenen om na de afmelding voor de zitting op 26 mei 2025 een nieuwe zitting te plannen. Door geen nieuwe zitting te plannen is zij niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord op een zitting, zodat geen sprake is geweest van een volledig onderzoek. De behandelend rechter heeft in zijn reactie bovendien een onjuiste weergave van de wrakingsgronden gegeven. Ook maakt de behandelend rechter in die reactie een onjuiste opmerking over de voortvarendheid waarmee verzoekster het eerdere wrakingsverzoek heeft ingediend. Het vermelden van deze onjuiste informatie is in strijd met de eisen van objectiviteit en professionaliteit die aan een onpartijdigheid gesteld mogen worden.
Het nieuwe wrakingsverzoek is een tweede verzoek ten aanzien van de behandelend rechter in dezelfde zaak. Dit verzoek is in essentie een herhaling van de gronden van het eerdere wrakingsverzoek waarop al is beslist en bevat daarom geen nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:16, vierde lid, van de Awb en artikel 3, vierde lid, aanhef en onder e, van de Regeling. De Raad neemt het nieuwe wrakingsverzoek daarom niet in behandeling.
Daarnaast ziet de Raad in het feit dat verzoekster voor de tweede maal en op in essentie dezelfde gronden heeft verzocht om wraking van de behandelend rechter aanleiding voor het oordeel dat verzoekster misbruik maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen. Daarom wordt met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepaald dat een volgend verzoek van verzoekster om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSINGDe Centrale Raad van Beroep
  • neemt het verzoek om wraking niet in behandeling;
  • bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gedaan door E.C.E. Marechal als voorzitter en E.J.M. Heijs en K.M.P. Jacobs als leden, in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2025.

(getekend) E.C.E. Marechal

(getekend) A.H. Hagendoorn-Huls

Bijlage: voor deze beslissing belangrijke regels

Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht

Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht

[…]
4. Een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter wordt niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
[…]

Artikel 8:18 van de Algemene wet bestuursrecht

[…]
4. In geval van misbruik kan de bestuursrechter bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing melding gemaakt.
[…]
Artikel 3 van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022
[…]
4. De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien:
[…]
e. het een volgend verzoek ten aanzien van hetzelfde lid of dezelfde leden betreft en geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden;
[…]
[…]
6. Indien de wrakingskamer beslist dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen, wordt de behandeling van de zaak voortgezet. De beslissing van de wrakingskamer om het verzoek niet in behandeling te nemen wordt met vermelding van de gronden schriftelijk aan partijen medegedeeld.