ECLI:NL:CRVB:2025:1349
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, een ex-werkgever, tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante geen procesbelang had. De Raad oordeelde dat het Uwv met bestreden besluit 3, dat op 7 maart 2025 was genomen, het eerdere besluit van 13 oktober 2023 had herroepen, waardoor de WIA-uitkering van de ex-werknemer per 23 september 2022 was beëindigd. Appellante had geen bezwaren tegen dit besluit en had ook geen gronden aangevoerd tegen het eerdere besluit, waardoor er geen aanleiding was voor de Raad om hierover een oordeel te geven. De Raad concludeerde dat appellante geen belang meer had bij de beoordeling van het hoger beroep, aangezien haar bezwaren feitelijk waren verholpen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van zowel appellante als de ex-werknemer, waarbij de kosten voor appellante in hoger beroep zijn vastgesteld op € 907,- en de totale kosten voor de ex-werknemer op € 5.375,50. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter van de Raad, F.M. Rijnbeek, in aanwezigheid van griffier I. Gök.