In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, dat hem een voorziening beschut werk heeft aangeboden in de vorm van een arbeidsovereenkomst voor 12 uur per week. Appellant betwistte de bevoegdheid van het college om dit besluit te nemen, en stelde dat de ontbindende voorwaarden in de arbeidsovereenkomst geen echt werkaanbod vormden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er inderdaad een bevoegdheidsgebrek was in het besluit van 4 maart 2021, maar dat dit gebrek was hersteld door het bestreden besluit. De Raad wees de beroepsgrond van appellant af, maar kende hem wel een schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het bestreden besluit in stand had gelaten, werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn minder dan een half jaar bedroeg en dat de Staat der Nederlanden aansprakelijk was voor de schadevergoeding van € 500,- aan appellant.