ECLI:NL:CRVB:2025:124
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en de beoordeling van toegenomen beperkingen binnen vijf jaar na beëindiging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WAO-uitkering toe te kennen. Appellant had zijn aanvraag voor een WAO-uitkering opnieuw ingediend, na de intrekking van zijn uitkering per 1 januari 2004. Hij stelde dat hij binnen vijf jaar na deze intrekking, vanaf 1 juli 2008, geen inkomen meer had en dat zijn beperkingen waren toegenomen. De Raad oordeelde echter dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen de gestelde termijn. De Raad volgde het standpunt van het Uwv dat de beëindiging van de WAO-uitkering op goede gronden was gebeurd, omdat appellant in de periode van 1 januari 2001 tot 1 januari 2004 een wederrechtelijk verkregen voordeel had dat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 15% bracht. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor toekenning van schadevergoeding en dat appellant geen recht had op vergoeding van proceskosten.