Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring der verzekerden.
Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (BUB 1999, KB 746).
1. Niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen is de persoon die in dienst is van een volkenrechtelijke organisatie en op wie de regeling inzake sociale zekerheid van die organisatie van toepassing is, tenzij hij:
in Nederland arbeid verricht anders dan uit hoofde van de vorenbedoelde dienstbetrekking; of
een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangt.
2. De volkenrechtelijke organisaties, bedoeld in het eerste lid, worden door Onze Ministers, in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken, aangewezen.
3. De in Nederland wonende echtgenoot, kinderen en overige inwonende gezinsleden van de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen, indien de zetelovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de volkenrechtelijke organisatie zulks bepaalt, tenzij zij:
in Nederland arbeid verrichten; of
een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangen.
4. De echtgenoot, kinderen en overige inwonende gezinsleden die op grond van het derde lid niet zijn verzekerd, blijven van de verzekering op grond van de volksverzekeringen uitgesloten gedurende de periode van een jaar, te rekenen vanaf de datum van overlijden van de persoon, bedoeld in het eerste lid, tenzij zij:
in Nederland arbeid verrichten; of
een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangen.
2. Niet verzekerd op grond van de Wet langdurige zorg is de persoon die in Nederland woont en die recht heeft op een uitkering of pensioen ingevolge een regeling van een op grond van artikel 3, eerste lid, onder d, dan wel artikel 14, tweede lid, aangewezen volkenrechtelijke organisatie, indien hij op grond van een regeling van die organisatie in Nederland aanspraak heeft op zorg, of op vergoeding voor de kosten daarvan, tenzij hij in Nederland arbeid verricht. De aanspraak, bedoeld in de vorige volzin, omvat in ieder geval opname en verpleging in ziekenhuizen en in instellingen voor langdurige verpleging en verzorging.
3. Indien het totale bedrag van de vergoedingen bedoeld in het tweede lid, ingevolge de regeling van de betreffende volkenrechtelijke organisatie is gemaximeerd, dient de omvang daarvan ten minste een door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vast te stellen minimum bedrag per persoon per jaar bedragen.
4. De in Nederland wonende echtgenoot, kinderen en overige inwonende gezinsleden van de in het tweede lid bedoelde persoon, zijn eveneens niet verzekerd op grond van de Wet langdurige zorg indien zij ingevolge een regeling van de desbetreffende volkenrechtelijke organisatie in Nederland aanspraak hebben op zorg of op vergoeding voor de kosten daarvan, mits wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het tweede en derde lid.
5. De echtgenoot, de kinderen en overige inwonende gezinsleden die op grond van het derde lid niet verzekerd zijn op grond van de Wet langdurige zorg, blijven van de verzekering op grond van die wet uitgesloten vanaf de datum van overlijden van de persoon die als niet verzekerd werd aangemerkt op grond van het tweede lid, zolang voornoemde aanspraak op zorg of op vergoeding van de kosten daarvan, mits wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het tweede en derde lid, bestaat.
6. Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing op personen die in Nederland arbeid verrichten of die een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangen.
7. De Sociale verzekeringsbank geeft op aanvraag van de persoon, bedoeld in het eerste, tweede, vierde of vijfde lid, een verklaring af dat hij niet verzekerd is.
1. In afwijking van artikel 14, derde lid, aanhef en onderdeel b, is niet verzekerd op grond van de Wet langdurige zorg de persoon die op grond van een regeling van de in dat lid bedoelde organisatie aanspraken heeft op zorg of vergoeding van de kosten daarvan, mits wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 21, tweede en derde lid, die een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ontvangt en aan wie de Sociale verzekeringsbank op zijn verzoek een ontheffing van de verzekering op grond van de Wet langdurige zorg heeft verleend, tenzij hij in Nederland arbeid verricht.
2. Artikel 21, zesde lid, is niet van toepassing op de persoon die een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ontvangt en aan wie de Sociale verzekeringsbank op zijn verzoek een ontheffing van de verzekering op grond van de Wet langdurige zorg heeft verleend, tenzij hij in Nederland arbeid verricht.
3. De Sociale verzekeringsbank verleent de ontheffing indien en voor zolang wordt voldaan aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden.
Artikel 24
De Sociale verzekeringsbank kan, met uitzondering van artikel 22, derde lid, artikelen van dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de uitbreiding en beperking van de kring van verzekerden zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, die uitsluitend voortvloeit uit de verzekeringsplicht of de uitsluiting daarvan krachtens dit besluit.
Artikel 10.1
Het bedrag bedoeld in artikel 21, derde lid, van KB746 bedraagt € 250.000,-
Verdrag Koninkrijk der Nederlanden met ESA
Artikel 21
As long as the Agency has its own social security system or adheres to a social security system offering comparable coverage to the coverage under the legislation of the Netherlands, the Agency and its staff members shall be exempt from social security provisions in the Netherlands, except if a staff member takes up gainful employment in the Netherlands other than employment with the Agency.
NvT bij het Besluit van 2 januari 2001 (Staatsblad 2001, 27)
Artikel I voorziet in de uitzondering van de verzekeringsplicht ingevolge de AWBZ van in Nederland wonende rechthebbenden op een uitkering of pensioen van een volkenrechtelijke organisatie, alsmede van hun gezinsleden en nabestaanden. Voorwaarde is dat betrokkenen ingevolge een regeling van de desbetreffende organisatie aanspraak hebben op zorg of op een vergoeding voor de kosten daarvan, op voorwaarde dat tot die aanspraak opname in ziekenhuizen en in instellingen voor langdurige verpleging en verzorging behoren. Tot 1999 was men al van de AWBZ uitgesloten indien men recht had op «medische zorg», derhalve ongeacht of hieronder ook de kosten van kostbare langdurige zorg waren begrepen. Uitzondering van de verzekeringsplicht ingevolge de AWBZ ten behoeve van de voormalige werknemers van volkenrechtelijke organisaties is alleen dan gerechtvaardigd indien die regeling de vergelijking met de AWBZ grosso modo kan doorstaan. Grosso modo, omdat de regelingen van internationale organisaties betrekking kunnen hebben op stelsels van gezondheidszorg in meerdere staten. In het besluit wordt een minimale omvang van het recht op zorg, dan wel op vergoeding voor de kosten daarvan, uit hoofde van de regeling van de organisatie verlangd om uitgezonderd te zijn van de AWBZ-verzekering. Hierdoor wordt zoveel mogelijk voorkomen dat betrokkenen, indien zij komen te staan voor niet-gedekte kosten van zorg, in financiële problemen geraken.
NvT bij het Besluit van 1 januari 2015 (Staatblad 2014, 514)bij invoering artikel 21 lid 3
In de artikelen 21, tweede en derde lid, 21a, eerste lid, en 21b, eerste lid, is bepaald dat de persoon die werkzaam is bij een in Nederland gevestigde volkenrechtelijke organisatie of de in Nederland wonende echtgenoot, kinderen of overige inwonende gezinsleden van deze persoon niet verzekerd zijn voor de AWBZ of worden ontheven van de verzekeringsplicht op grond van de volksverzekeringen wanneer zij op grond van een regeling van deze volkenrechtelijke organisatie aanspraak kunnen maken op zorg, waaronder in ieder geval opname en verpleging in ziekenhuizen en in instellingen voor langdurige verpleging en verzorging, of op vergoeding voor de kosten daarvan. Deze artikelen worden zodanig gewijzigd dat, indien op grond van de desbetreffende ziektekostenregeling de totale vergoeding per jaar per persoon is gemaximeerd, ten aanzien van de vergoeding van deze kosten de minister van VWS een minimumbedrag vaststelt. Dit is gedaan om te voorkomen dat de verzekeringsdekking van betrokkene te gering is om de kosten van bijvoorbeeld langdurige verpleging en verzorging te kunnen betalen.
Toelichting bij artikel 10.1 van de Rlz (Stcrt 2014, 36917)
Werknemers van aangewezen volkenrechtelijke organisaties, hun gezinsleden en, in voorkomende gevallen, gepensioneerde werknemers en hun gezinsleden, kunnen ingevolge artikel 21, 21a of 21b van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (verder ook BUB volksverzekeringen) buiten de kring van Wlzverzekerden vallen indien ze aan een aantal voorwaarden voldoen. Eén van die voorwaarden is dat de volkenrechtelijke organisatie een regeling heeft die in Nederland aanspraak geeft op opname en verpleging in ziekenhuizen en in instellingen voor langdurige verpleging en verzorging, of op vergoeding voor de kosten daarvan. Voor het geval zo’n regeling de kosten daarvan niet ongelimiteerd dekt maar in plaats daarvan een maximumbedrag per persoon per jaar dekt, stelt de de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingevolge het derde lid van artikel 21 BUB volksverzekeringen de minimumdekking vast. Deze wordt met voorliggend artikel op € 250.000 bepaald. Gebleken is dat een dekking van € 250.000 per persoon per jaar voor opname en verpleging in ziekenhuizen en in instellingen voor langdurige verpleging en verzorging geen onoverkomenlijke problemen zal hoeven opleveren voor al bestaande collectieve verzekeringen van de verschillende internationale organisaties.