ECLI:NL:CRVB:2025:118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning indicatie voor zorgprofiel LG Wonen met intensieve begeleiding en verzorging
In deze zaak gaat het om de vraag of de ingangsdatum van de verleende indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) juist is vastgesteld. Appellant heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, stellende dat het CIZ had toegezegd zijn aanvraag als spoedaanvraag te behandelen. Echter, de Raad oordeelt dat appellant deze toezegging niet aannemelijk heeft gemaakt. De ingangsdatum van de indicatie blijft daarom ongewijzigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 16 januari 2025, waarbij de echtgenote van appellant via videobellen aanwezig was. Het CIZ werd vertegenwoordigd door mr. I.C.J.G. van MarisKindt. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 1 september 2022 een aanvraag indiende voor zorg, en dat het CIZ op 17 oktober 2022 een indicatie verleende. Appellant maakte bezwaar tegen de ingangsdatum, maar het CIZ verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, wat appellant tot hoger beroep heeft gedreven.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen bewijs is voor de gestelde toezegging van het CIZ. De echtgenote van appellant heeft verklaard dat deze toezegging tijdens een telefoongesprek op 1 september 2022 zou zijn gedaan, maar het CIZ heeft geen notities van dit gesprek kunnen overleggen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en laat het bestreden besluit in stand. Appellant krijgt geen proceskostenvergoeding en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.