ECLI:NL:CRVB:2025:104
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag voor een opleidingsplaats bij de Leergang Algemeen Opsporingsambtenaar door de staatssecretaris van Defensie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van appellante voor een opleidingsplaats bij de Leergang Algemeen Opsporingsambtenaar (LAO). De staatssecretaris van Defensie had appellante afgewezen op basis van een scoreformulier dat op 17 juli 2021 was vastgesteld. Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en tegen het scoreformulier zelf, maar de staatssecretaris verklaarde het bezwaar tegen het scoreformulier niet-ontvankelijk en het bezwaar tegen de afwijzing ongegrond. De rechtbank Den Haag had de bestreden besluiten in stand gelaten, wat appellante niet kon accepteren, en zij ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de staatssecretaris in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen. De toetsing door de rechter in sollicitatieprocedures is terughoudend, omdat het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid heeft. De Raad bevestigde dat het scoreformulier zorgvuldig was opgesteld en voldoende gemotiveerd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het scoreformulier geen rechtsgevolg had en dat de staatssecretaris voldoende had onderbouwd waarom appellante niet de meest geschikte kandidaat was voor de LAO. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde, waardoor de eerdere uitspraak werd bevestigd.
De uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de rechter bij het toetsen van bestuursbesluiten in sollicitatieprocedures, waarbij de beoordelingsvrijheid van het bestuursorgaan centraal staat. Appellante kreeg geen vergoeding voor haar proceskosten, aangezien het hoger beroep niet succesvol was.