Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant met ingang van 1 juni 2021 een WIA-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant had zich op 16 juli 2021 bij het Uwv gemeld met toegenomen klachten, maar het Uwv oordeelde dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de beëindiging van zijn WIA-uitkering op 2 april 2017. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft geweigerd de WIA-uitkering toe te kennen, omdat appellant geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd die zijn stelling onderbouwt dat er sprake is van toegenomen beperkingen. De Raad volgt de eerdere oordelen van de verzekeringsartsen en de rechtbank, die concludeerden dat er geen reden is om aan te nemen dat de beperkingen van appellant zijn toegenomen ten opzichte van de situatie in 2017. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.