ECLI:NL:CRVB:2024:944
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering op basis van verdiencapaciteit en medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant door het Uwv. Appellant, die zich op 26 mei 2020 ziek meldde, betwistte de beëindiging van zijn uitkering per 26 juni 2021. Hij stelde dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat was om passende functies te vervullen en deed een beroep op het vertrouwensbeginsel. De Raad oordeelde dat het Uwv de ZW-uitkering terecht had beëindigd, omdat appellant meer dan 65% van zijn laatst verdiende loon kon verdienen. De medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv werden als zorgvuldig en voldoende gemotiveerd beschouwd. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die aanleiding gaf tot twijfel aan de vastgestelde beperkingen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er toezeggingen waren gedaan door de overheid die zijn verwachtingen konden rechtvaardigen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.