In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant had een verzoek om schadevergoeding ingediend naar aanleiding van onrechtmatige besluiten van het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren, die zijn bijstandsuitkering hadden ingetrokken en verlaagd. De Raad oordeelt dat de rechtbank het verzoek om schadevergoeding terecht heeft afgewezen, omdat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de psychische schade die hij zou hebben geleden door de besluiten. De Raad ziet geen aanleiding om een deskundige in te schakelen, aangezien appellant niet de benodigde medische stukken heeft overgelegd die een verband tussen zijn klachten en de besluiten zouden aantonen.
Daarnaast oordeelt de Raad dat het appellant niet redelijkerwijs duidelijk kon zijn of het bedrag dat het dagelijks bestuur over de periode van 5 september 2019 tot en met 30 april 2021 moest nabetalen, juist was vastgesteld. Hoewel er een motiveringsgebrek was in de berekening van het nabetaalde bedrag, leidt dit niet tot vernietiging van de uitspraak, omdat de Raad kan vaststellen dat het nabetaalde bedrag door het dagelijks bestuur correct is vastgesteld. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraken en wijst het verzoek om schadevergoeding toe in de vorm van wettelijke rente over de te laat uitbetaalde bijstand.