In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van [plaatsnaam 1], en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (verweerder). Eiser had een bijstandsuitkering aangevraagd op basis van de Participatiewet, welke door Orionis was toegekend met ingang van 5 september 2019. Echter, Orionis besloot om een bedrag van € 27,28 per maand in te houden op de uitkering vanwege een terugbetaling van een vordering. Eiser ging in beroep tegen dit besluit, waarbij hij stelde dat de ingangsdatum van de uitkering eerder had moeten zijn en dat de afstemming van de uitkering op zijn persoonlijke situatie niet gerechtvaardigd was.
Tijdens de zitting op 3 maart 2021 werd het beroep besproken, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde alsook een vertegenwoordiger van Orionis aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd. Eiser trok zijn beroep in voor zover het de ingangsdatum van de uitkering betrof, omdat Orionis inmiddels had besloten de uitkering met terugwerkende kracht toe te kennen vanaf 23 juli 2019.
De rechtbank oordeelde dat de afstemming van de bijstandsuitkering door Orionis niet terecht was. Orionis had niet aangetoond dat er sprake was van een zeer bijzondere situatie die een verlaging van de bijstandsuitkering rechtvaardigde. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de bijstandsuitkering naar de volledige norm. Tevens werd Orionis veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.