ECLI:NL:CRVB:2024:907

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
23/1589 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering na medisch en arbeidskundig onderzoek

In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante, geboren op [geboortedatum] 2001, heeft op 8 december 2021 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij aangaf te lijden aan verschillende medische aandoeningen, waaronder fybromyalgie en migraine. Het Uwv heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd en geconcludeerd dat appellante over arbeidsvermogen beschikt. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar de rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde het besluit van het Uwv.

In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat zij geen arbeidsvermogen heeft. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 8 mei 2024 behandeld. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante over arbeidsvermogen beschikt. De Raad volgde de argumenten van het Uwv en de rechtbank, en oordeelde dat de claims van appellante over haar ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid niet aannemelijk waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en de weigering van de Wajong-uitkering bleef in stand. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/1589 WAJONG
Datum uitspraak: 8 mei 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 14 april 2023, 22/3362 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd appellante een uitkering op grond van de Wajong toe te kennen. Volgens appellante beschikte zij op [geboortedatum] 2019, de dag dat zij achttien jaar is geworden, (duurzaam) niet over arbeidsvermogen en had zij om die reden als jonggehandicapte moeten worden aangemerkt. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K.W.M. Jansen, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 14 februari 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Jansen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren op [geboortedatum] 2001, heeft met een door het Uwv op 8 december 2021 ontvangen formulier een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat zij last heeft van fybromyalgie, prikkelbare darmsyndroom, chronische hoofdpijn, migraine, autisme, chronische vermoeidheid en chronische verkoudheid. Bij de aanvraag is informatie gevoegd van de huisarts, fysiotherapeut, neuroloog, reumatoloog, revalidatiearts, klinisch psycholoog, Horizon begeleiding en GGZ-instelling Molendrift. Het Uwv heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht, waarna geconcludeerd is dat appellante arbeidsvermogen heeft. Met een besluit van 22 april 2022 heeft het Uwv vervolgens geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen.
1.2.
Bij besluit van 24 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe is het volgende overwogen. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op de bestudering van het dossier, waaronder medische gegevens van de behandelaars van appellante, de anamnese en eigen onderzoek. De primaire arts heeft appellante telefonisch gesproken en de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellante gezien op de hoorzitting. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door appellante ingediende informatie van haar neuroloog bij de beoordeling betrokken. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De rechtbank volgt appellante ook niet in haar stelling dat sprake is van het risico van een excessief ziekteverzuim. Uit de informatie van haar neuroloog blijkt niet dat het door appellante genoemde aantal migraineaanvallen is geobjectiveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft rekening gehouden met de conclusie van de neuroloog dat sprake is van chronische dagelijkse hoofdpijn die het beste past bij een combinatie van spanningshoofdpijn en migraine. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend uitgelegd waarom het door appellante geclaimde verzuim niet plausibel is en de door appellante geclaimde ernst en frequentie van de migraineaanvallen niet aannemelijk is geworden. De rechtbank volgt de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van het Uwv dat appellante beschikt over arbeidsvermogen.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft herhaald dat sprake van een onzorgvuldig medisch onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij de beoordeling alleen kennis genomen van de anamnese van appellante en is voorbij gegaan aan de geobjectiveerde klachten die blijken uit de informatie van de behandelend sector. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nagelaten nadere informatie op te vragen bij de behandelend sector. Verder voert appellante opnieuw aan dat zij geen arbeidsvermogen heeft. Volgens appellante is het aannemelijk dat zij gemiddeld tien migraineaanvallen per maand heeft, zodat sprake is van een risico van ziekteverzuim van meer dan 25%. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante verwezen naar de brieven van haar neuroloog van 7 mei 2020, 5 januari 2021 en 30 april 2021.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit om de Wajong-uitkering te weigeren in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong. Daarvan is sprake als een betrokkene geen arbeidsvermogen heeft. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft een betrokkene geen arbeidsvermogen als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. De beoordeling van het arbeidsvermogen is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
4.2.
Tussen partijen is in hoger beroep nog in geschil of het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is geweest en of het risico van een excessief ziekteverzuim bij appellante als gevolg van de migraineaanvallen in de weg staat aan het aannemen van arbeidsvermogen.
Het medisch onderzoek is zorgvuldig geweest
4.3.
Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is. Hierbij wordt het volgende overwogen.
4.3.1.
Anders dan appellante betoogt, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet alleen kennis genomen van de anamnese. Hij heeft ook dossieronderzoek gedaan, was aanwezig bij de hoorzitting in bezwaar en heeft de door appellante ingediende informatie bij de beoordeling betrokken. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 25 juli 2022 inzichtelijk gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts.
4.3.2.
Ook het standpunt van appellante dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft nagelaten nadere informatie op te vragen bij de behandelend sector wordt niet gevolgd. Op grond van vaste rechtspraak van de Raad [1] kan een verzekeringsarts op zijn eigen oordeel afgaan en is inwinnen van informatie bij de behandelend sector alleen dan noodzakelijk als een behandeling is ingezet of zal worden ingezet en die behandeling een beduidend effect zal hebben op de arbeidsmogelijkheden of als betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend idee heeft over de medische beperkingen. Die gevallen doen zich hier niet voor. Daar komt bij dat appellante niet concreet heeft onderbouwd welke informatie de verzekeringsarts bezwaar en beroep, naast de al voorhanden zijnde informatie, heeft gemist.
Appellante beschikt over arbeidsvermogen
4.4.
Verder wordt met de rechtbank geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt stelt dat appellante beschikt over arbeidsvermogen. Het betoog van appellante dat sprake is van het risico van ziekteverzuim van meer dan 25% wordt niet gevolgd. Hierbij wordt het volgende overwogen.
4.4.1.
De neuroloog vermeldt in de brief van 7 mei 2020 de eerdere bevindingen van een neuropsycholoog. Die maakt melding dat de dagelijkse hoofdpijn vrijwel altijd aanwezig is, ongeacht de aanwezigheid van stressoren. Wel merkt appellante dat het relatief beter gaat als er niet te veel stress is en zij haar rust kan nemen. De neuroloog concludeert dat sprake is van een chronische dagelijkse hoofdpijn die het best past bij een combinatie van spanningshoofdpijn en migraine.
4.4.2.
De neuroloog schrijft in de brief van 5 januari 2021 onder het kopje ‘anamnese’ dat appellante één soort hoofdpijn herkent en dat zij daar gisteren ook last van had. Appellante voelde zich wat duizelig en kreeg steken in haar voorhoofd. Ze is naar haar stageadres gegaan, waar de hoofdpijn in de loop van de dag is toegenomen. Dit heeft ze twee keer per week. Ongeveer twee à drie keer per maand gaat de hoofdpijn samen met misselijkheid en een neiging tot overgeven. Dit was in april nog dagelijks. De neuroloog concludeert dat sprake is van verbetering van gecombineerde hoofdpijn, migraine en spanningshoofdpijn. Verder adviseert de neuroloog appellante om het gebruik van Candesartan op te hogen en een hoofdpijndagboek bij te houden.
4.4.3.
In beroep heeft appellante een brief van de neuroloog van 30 april 2021 overgelegd. Hierin wordt vermeld dat het met de hoofdpijn na ophoging van het gebruik van Candesartan beter gaat. In het hoofdpijndagboek maakt appellante in januari 2021 melding van veertien hoofdpijndagen, in februari 2021 zes hoofdpijndagen, in maart 2021 acht hoofdpijndagen en tot half april 2021 zeven hoofdpijndagen. De neuroloog concludeert dat sprake is van verdere verbetering van gecombineerde hoofdpijn, migraine en spanningshoofdpijn.
4.4.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 25 juli 2022 nader gemotiveerd dat en waarom de belastbaarheid juist is vastgesteld, geldig is op het achttiende jaar en tot op heden ongewijzigd is. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is in passende arbeid geen sprake van een situatie met een excessief ziekteverzuim. In het betreffende rapport en het rapport van 2 januari 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarover toegelicht dat sprake is van meerdere inconsistenties in het klachtenbeeld en het functioneren van appellante. Zo gaf appellante aan dat de migraineaanvallen vier tot vijf keer per week voorkomen en ook weken kunnen duren. Dit past niet bij de diagnose migraine, is ook niet logisch en niet in overeenstemming met de informatie van de behandelend sector. Appellante gaf ook tijdens de hoorzitting aan migraine te hebben, maar zij maakte geen indruk van iemand met veel pijn en kon op adequate wijze haar verhaal doen. Hierdoor is de claim van de ernst van de migraineklacht ook niet aannemelijk, of appellante beschrijft alle hoofdpijn als migraine terwijl dit niet aan de orde is, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Verder heeft appellante al jaren klachten. Hiermee kon zij wel een opleiding met goed resultaat volgen, terwijl ze nu veel op bed ligt. Er is dus vooral sprake van passief vermijdend gedrag en niet van onvermogen door ziekte. Ook blijkt uit de informatie van Horizon begeleiding dat het beter met haar ging in plaats van slechter. Al met al is er sprake van interne inconsistenties waardoor er twijfel is over de geclaimde beperkingen. Volgens appellante spreekt haar neuroloog van ernstige hoofdpijnklachten, maar dit is een verwijzing naar haar subjectief ervaren klachten. Dat er ook sprake is van migraineklachten wordt overigens niet door het Uwv ontkend, maar de door appellante aangegeven ernst en frequentie van de aanvallen is niet aannemelijk. Het geclaimde verzuim is om die reden ook niet plausibel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn standpunt inzichtelijk en navolgbaar gemotiveerd. Dit betekent dat het door appellante gestelde risico van een excessief ziekteverzuim niet wordt gevolgd.
4.4.5.
De in hoger beroep overgelegde stukken leiden niet tot een ander oordeel. In de brief van de neuroloog van 31 augustus 2023 reageert de neuroloog op de vragen van de gemachtigde van appellante over de ernst en frequentie van de hoofdpijnklachten. De neuroloog schrijft dat deze vragen zich moeilijk laten beantwoorden. De hoofdpijn varieert in ernst, waarbij deze soms voldoet aan de criteria van migraine en soms aan die van spanningshoofdpijn. Anders dan appellante betoogt, kan uit deze brief niet worden afgeleid hoe vaak de migraineaanvallen voorkomen en wat de ernst van die aanvallen is. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de in hoger beroep overgelegde absentieoverzichten van de middelbare school en mbo-opleiding, alleen al niet omdat hieruit niet blijkt wat de reden is geweest voor de afwezigheid.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
(getekend) N. ter Heerdt

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1581.