ECLI:NL:CRVB:2024:90

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
22/2143 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering heropening Wajong-uitkering in geval van TBS met dwangverpleging

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van het Uwv om de Wajong-uitkering van appellant niet te heropenen. Appellant, die ter beschikking is gesteld met dwangverpleging, betoogde dat de uitsluitingsgrond van detentie niet van toepassing was op zijn situatie. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv terecht heeft geweigerd de uitkering te heropenen, omdat appellant ook een gevangenisstraf van 177 dagen heeft gekregen, wat betekent dat hij onder de uitsluitingsgrond valt. De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze beslissing bevestigd. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat TBS onder de uitsluitingsgrond voor Wajong-uitkeringen valt. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant niet onder de uitzonderingscategorieën valt die een heropening van de uitkering rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank blijft dan ook in stand, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

22/2143 WAJONG
Datum uitspraak: 17 januari 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
25 mei 2022, 21/1653 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft besloten dat appellant geen recht heeft op heropening van zijn uitkering op grond van de Wajong. Volgens appellant heeft hij recht op heropening van zijn Wajong-uitkering omdat de uitsluitingsgrond van detentie in zijn situatie, waarin sprake is van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, niet van toepassing is. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft geweigerd om de Wajong-uitkering niet te heropenen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J. van de Wiel, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 20 december 2023. Appellant heeft door middel van een videoverbinding aan de zitting deelgenomen, bijgestaan door
mr. Van de Wiel. Het Uwv heeft zich via een videoverbinding laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant ontving laatstelijk arbeids-en inkomensondersteuning op grond van
Hoofdstuk 2 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
(hierna: Wajong-uitkering). Deze uitkering is diverse malen beëindigd en heropend. De Wajong-uitkering is laatstelijk beëindigd met ingang van 13 december 2019 in verband met detentie van appellant. De rechtbank Gelderland heeft met een strafvonnis van [datum] 2019 appellant veroordeeld tot een gevangenisstraf van 177 dagen en tot TBS met dwangverpleging.
1.2.
Op 30 oktober 2020 en 1 november 2020 heeft appellant schriftelijk verzocht om heropening van zijn Wajong-uitkering. Deze verzoeken zijn op 9 november 2020 door het Uwv ontvangen en hebben geleid tot het besluit van 10 november 2020. In dit besluit staat dat
appellant geen recht heeft op heropening van zijn Wajong-uitkering.
1.3.
Appellant heeft op 16 december 2020 bezwaar gemaakt tegen het besluit van
10 november 2020. Bij besluit van 1 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv zijn standpunt gehandhaafd dat appellant op 9 november 2020 geen recht heeft op heropening van zijn Wajong-uitkering.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de in de rechtspraak aangenomen uitzonderingssituatie in het geval van appellant niet aan de orde is. De strafrechter heeft ten aanzien van appellant immers niet uitsluitend TBS met dwangverpleging gelast, maar heeft appellant ook veroordeeld tot een gevangenisstraf van 177 dagen.
Het standpunt van appellant
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat hij recht heeft op heropening van zijn Wajong-uitkering met terugwerkende kracht, omdat bij hem sprake is van TBS met dwangverpleging. Ter ondersteuning van zijn standpunt verwijst hij naar de uitspraak van 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1858. Hij is weliswaar veroordeeld tot een gevangenisstraf van
177 dagen, maar dit betreft de duur van het voorarrest dat al had plaatsgevonden voordat hij ter observatie naar forensisch psychiatrisch kliniek [naam kliniek] ging. In lijn met de adviezen van psychiater T.W.D.P. van Os van 2 juli 2018 en GZ-psycholoog I. van Asselt van 8 januari 2019 heeft de strafrechter naar de toekomst toe geen bijkomende straf opgelegd, maar TBS met dwangverpleging. Dit is opgelegd omdat bij hem sprake is van een ziekelijke stoornis van geestvermogens, waardoor hij sterk verminderd toerekeningsvatbaar is geacht. Appellant wijst erop dat de delicten zijn gepleegd in psychiatrische klinieken waar hij gedwongen was opgenomen omdat hij ‘buiten’ niet meer te handhaven was.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit om de Wajong-uitkering te heropenen in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Op grond van artikel 2:11, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wajong geldt als
uitsluitingsgrond voor het recht op Wajong-uitkering: het rechtens zijn vrijheid zijn ontnomen. De wetgever heeft bij de invoering van de Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden per 1 mei 2000 ervoor gekozen om ook de TBS onder deze uitsluitingsgrond te brengen. De Raad heeft in zijn uitspraak van 18 juni 2004 (ECLI:NL:CRVB:2004:AP4680) beslist dat deze keuze van de wetgever in het algemeen de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Een uitzondering daarop heeft de Raad van toepassing geacht voor situaties waarin een betrokkene die volledig ontoerekeningsvatbaar is verklaard en daarom van alle rechtsvervolging is ontslagen, is opgenomen in een TBS-inrichting. Bij uitspraak van 18 september 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:1858) heeft de Raad geoordeeld dat onder genoemde uitzondering ook valt de situatie waarin de betrokkene op grond van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens sterk verminderd toerekeningsvatbaar is geacht en de strafrechter uitsluitend TBS met dwangverpleging heeft bevolen. De door de wetgever omschreven uitzonderingscategorieën en de situaties die daarmee in de rechtspraak gelijk zijn gesteld hebben gemeen dat het gaat om personen aan wie het door hen gepleegde feit vanwege hun gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis in het geheel niet kan worden toegerekend of slechts in zodanig beperkte mate dat een gevangenisstraf niet aan de orde is.
4.2.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant niet valt onder de hiervoor genoemde uitzonderingscategorieën. De strafrechter heeft in het geval van appellant immers niet geoordeeld dat de gepleegde strafbare feiten hem slechts in zodanig beperkte mate kunnen worden toegerekend dat een gevangenisstraf in het geheel niet meer aan de orde is. De stelling van appellant dat de duur van de opgelegde gevangenisstraf gelijk is aan die van het voorarrest en dat de strafrechter naar de toekomst toe geen bijkomende straf heeft opgelegd, maakt dit niet anders.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat de rechtbank het Uwv terecht heeft gevolgd in zijn standpunt dat de Wajong-uitkering van appellant niet wordt heropend.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering om de Wajong-uitkering te heropenen in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van R. Jansen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2024.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) R. Jansen