ECLI:NL:CRVB:2024:845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek WIA-uitkering en vaststelling eerste arbeidsongeschiktheidsdag
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uwv om zijn eerste arbeidsongeschiktheidsdag in het kader van de Wet WIA vast te stellen op 10 december 2007. Het Uwv heeft deze datum vastgesteld op 11 oktober 2011. Appellant, die zich op 10 december 2007 ziekmeldde vanwege psychische klachten, heeft in de periode daarna gewerkt als beleidsmedewerker. Het Uwv heeft in zijn besluit van 19 mei 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde eerste arbeidsongeschiktheidsdag. In 2021 heeft hij een herzieningsverzoek ingediend, dat door het Uwv is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 1 februari 2024 heeft appellant zijn standpunt herhaald dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 10 december 2007 moet worden vastgesteld. Hij heeft verwezen naar medische verklaringen die zijn beperkingen onderbouwen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv de eerste arbeidsongeschiktheidsdag terecht op 11 oktober 2011 heeft vastgesteld. De Raad concludeert dat appellant niet doorlopend arbeidsongeschikt is geweest en dat hij de wachttijd van 104 weken niet heeft vervuld. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.