ECLI:NL:CRVB:2024:810

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
23/120 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van AIO-aanvulling en de ingangsdatum zonder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) aan appellant. De Raad beoordeelde of de Sociale verzekeringsbank (Svb) de AIO-aanvulling met verdergaande terugwerkende kracht had moeten toekennen. Appellant had zich na eerdere afwijzingen opnieuw gemeld voor de AIO-aanvulling en had een taxatierapport van zijn woning in Turkije overgelegd. De Svb had de aanvraag afgewezen omdat het taxatierapport niet eerder was ingediend. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning met terugwerkende kracht rechtvaardigden. Appellant had niet aangetoond dat hij niet in staat was om de AIO-aanvulling eerder aan te vragen. De enkele stelling dat hij een hoge leeftijd heeft en de Nederlandse taal slecht beheerst, was onvoldoende om af te wijken van de standaardprocedure. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en dat appellant geen proceskostenvergoeding of griffierecht kreeg toegewezen.

Uitspraak

23.120 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 november 2022, 22/2238 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 2 april 2024
Zitting heeft: E.C.E. Marechal, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: L.C. van Bentum
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 2 april 2024. Voor appellant is mr. A. Bal, advocaat en kantoorgenoot van mr. M.I. Bal verschenen. De Svb is niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. In deze zaak ligt ter beoordeling of de Svb met verdergaande terugwerkende kracht een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) aan appellant had moeten toekennen.
2. Appellant heeft zich, na enkele eerdere afwijzende besluiten, op 2 maart 2021 weer bij de Svb gemeld voor AIO-aanvulling. Met een besluit van 13 juli 2021 heeft de Svb de aanvraag afgewezen, omdat appellant geen taxatierapport van zijn woning in Turkije heeft overgelegd. Op 21 juli 2021 heeft de Svb een taxatierapport van de woning van appellant van 12 juli 2021 ontvangen.
3. Op 16 augustus 2021 heeft appellant opnieuw een aanvraag voor AIO-aanvulling ingediend. Met het besluit van 5 oktober 2021 heeft de Svb deze aanvraag afgewezen. Met een besluit van 23 maart 2022 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen dit besluit gegrond verklaard. De Svb heeft met ingang van 21 juli 2021, de dag waarop de Svb het taxatierapport heeft ontvangen, AIO-aanvulling aan appellant toegekend.
4. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en dit besluit in stand gelaten. Dat is naar het oordeel van de Raad terecht om de volgende reden.
5. Appellant heeft aangevoerd dat de AIO-aanvulling per 2 maart 2021, de datum van zijn eerdere melding, moet worden verleend. Appellant wordt hierin niet gevolgd.
6. In beginsel wordt geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene een aanvraag of melding om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De Svb heeft in het insturen van het taxatierapport een bijzondere omstandigheid gezien om de op 16 augustus 2021 aangevraagde AIO-aanvulling met terugwerkende kracht per 21 juli 2021 toe te kennen.
7. In wat appellant heeft aangevoerd worden geen bijzondere omstandigheden gezien die nopen tot toekenning van de AIO-aanvulling met verdergaande terugwerkende kracht. Niet is gebleken dat appellant niet in staat was om de AIO-aanvulling eerder aan te vragen. De enkele stellingen dat appellant een hoge leeftijd heeft en de Nederlandse taal slecht beheerst waardoor hij moeite heeft met zijn administratie, zijn hiervoor onvoldoende. Overigens is ook niet gebleken dat appellant het taxatierapport niet eerder kon laten opstellen en kon inleveren en heeft de Svb hem er al op 2 september 2019 op gewezen dat dit rapport door hem overgelegd moest worden.
8. Ook het feit dat appellant binnen de bezwaartermijn van het besluit van 13 juli 2021 alsnog een taxatierapport heeft overgelegd, levert geen bijzondere omstandigheid op. Dat besluit ligt in de huidige procedure niet ter beoordeling voor. Wat appellant heeft aangevoerd ziet echter in feite op deze eerdere afwijzing en appellant had dat naar voren kunnen en moeten brengen in een procedure daartegen. Zie in deze zin ook de uitspraken van de Raad van 12 september 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3163) en 3 oktober 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:2022).
9. De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten en het griffierecht.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) L.C. van Bentum (getekend) E.C.E. Marechal