ECLI:NL:CRVB:2024:779
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en de beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant per 20 april 2021. De Raad oordeelt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft besloten dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellant, die eerder als steigerbouwer werkte, heeft zich in 2010 ziekgemeld na een verkeersongeval en heeft sindsdien verschillende uitkeringen ontvangen. Het Uwv heeft na herbeoordelingen vastgesteld dat appellant niet meer recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 35% ligt. Appellant betwist dit en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de onzorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de geschiktheid van de geselecteerde functies, beoordeeld. De Raad concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de artsen van het Uwv adequaat rekening hebben gehouden met de klachten van appellant. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Hierdoor blijft de beëindiging van de WIA-uitkering in stand.