ECLI:NL:CRVB:2024:775

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
19/4543 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding na gewijzigde beslissing op bezwaar door Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingetrokken omdat het Uwv op 20 oktober 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. De Raad heeft de proceskosten in verband met het beroep en het hoger beroep vastgesteld op € 3.937,50, waarbij de kosten voor verleende rechtsbijstand zijn begroot op € 1.750,- voor het beroep en € 2.187,50 voor het hoger beroep. Het verzoek om vergoeding van verletkosten is afgewezen, omdat dit niet was onderbouwd met bewijsstukken. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het door appellante betaalde griffierecht van € 175,-. De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier S. Pouw, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 april 2024
19/4543 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 11 oktober 2019, 19/617 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft op 30 augustus 2023 tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2023:1689.
Op 20 oktober 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 31 oktober 2023 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft op 1 februari 2024 medegedeeld geen bezwaren te hebben tegen de gevraagde proceskostenvergoeding.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 20 oktober 2023 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten voor verleende rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en op € 2.187,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de reactie op het deskundigenrapport). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3.937,50.
Het verzoek om vergoeding van verletkosten wordt afgewezen, omdat dit verzoek niet is onderbouwd met bewijsstukken.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.937,50;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 175,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2024.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) S. Pouw