Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
.
Centrale Raad van Beroep
Deze zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een vervoersvoorziening en verhuiskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellante, geboren in 1963, heeft verschillende fysieke problemen, waaronder pijnklachten door een chronisch pijnsyndroom. Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen heeft de GGD om advies gevraagd over de aanvraag. De GGD-arts concludeerde dat appellante geen ernstige lichamelijke beperkingen had en in staat was om het regulier openbaar vervoer te gebruiken. Op basis van dit advies heeft het college de aanvraag afgewezen.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Limburg heeft het beroep tegen dit besluit ook ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het onderzoek door de GGD zorgvuldig was en dat het college zich op de adviezen van de GGD-arts mocht baseren. Appellante is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt dat het medisch onderzoek door de GGD zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad oordeelt dat appellante geen nieuwe informatie heeft aangedragen die de eerdere adviezen van de GGD in twijfel trekt. De uitspraak van de rechtbank blijft daarom in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.