ECLI:NL:CRVB:2024:757
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en schadevergoeding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een intrekking van het hoger beroep, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 1 september 2023 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 april 2024 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 17 februari 2022 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. O. Labordus, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door mr. M.J. van Steenwijk via videobellen. De Raad heeft het onderzoek heropend en een deskundige, dr. I.A.K. Snels, benoemd, die op 4 mei 2023 heeft gerapporteerd. Appellante heeft op dit rapport gereageerd.
Na de intrekking van het hoger beroep heeft appellante verzocht om vergoeding van de proceskosten en schade, bestaande uit wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Het Uwv heeft geen bezwaren geuit tegen de gevraagde proceskostenvergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat, gezien de intrekking van het beroep, het Uwv op verzoek van appellante kan worden veroordeeld tot vergoeding van de kosten. De kosten voor verleende rechtsbijstand zijn begroot op € 4.812,50, en de kosten voor de werkzaamheden van de deskundigen op € 2.453,90, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 7.266,40.
Daarnaast heeft de Raad het verzoek om vergoeding van de wettelijke rente toegewezen en bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 182,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan door de Centrale Raad van Beroep, onder leiding van rechter T. Dompeling, met M.D.F. de Moor als griffier.