ECLI:NL:CRVB:2024:703
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van persoonsgebonden budget voor scootmobiel in het kader van de WMO 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) aan appellant voor de aanschaf van een scootmobiel. Appellant, geboren in 1953, heeft lichamelijke beperkingen die zijn mobiliteit beïnvloeden en heeft op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een aanvraag ingediend voor een scootmobiel. Aanvankelijk werd hem een scootmobiel in de vorm van zorg in natura aangeboden, maar na bezwaar is het college overgegaan tot de toekenning van een pgb ter hoogte van € 9.325,44 voor een periode van zes jaar. Appellant heeft de scootmobiel aangeschaft en het college heeft het volledige pgb uitbetaald.
De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het pgb onvoldoende is om de kosten voor onderhoud, verzekering en reparatie van de scootmobiel te dekken. De Raad heeft vastgesteld dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat het pgb is afgestemd op de kosten die het college zou hebben gemaakt indien de scootmobiel in natura was geleverd. De Raad concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten hoger zijn dan het toegekende pgb. Daarom wordt het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd.
De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 april 2024. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van griffierecht.