Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij besluit van 10 juli 2015 heeft het Uwv de WGA-vervolguitkering van appellant per 1 mei 2015 geschorst en vervolgens beëindigd, omdat appellant was verhuisd naar België en niet reageerde op informatieverzoeken van het Uwv.
WGA-vervolguitkering van appellant per 2 juni 2020 verlaagd naar 42% van het minimumloon.
(19 augustus 2019) volledig arbeidsongeschikt is. Volgens appellant is het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig geweest en had er een urenbeperking moeten worden aangenomen. Verder is appellant van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de verlaging van de uitkering in bezwaar niet in strijd is met
reformatio in peius. Appellant heeft ook verzocht om veroordeling van de kosten van de belastingschade die appellant zal lijden door de nabetaling van de uitkering.
Het oordeel van de Raad
artikel 8:47, eerste lid, de bestuursrechter daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die hem geraden voorkomen.
reformatio in peius wordt onderschreven. Volgens vaste rechtspraak verzet zich genoemd beginsel niet tegen een intrekking of verlaging van de uitkering per een toekomende datum, omdat het Uwv ook los van een ingediend bezwaar bevoegd is de arbeidsongeschiktheidsuitkering van een betrokkene per een toekomstige datum in te trekken of te verlagen op de grond dat hij niet (langer) of minder arbeidsongeschikt is. [1] Dit betekent dus dat het verlagen van het arbeidsongeschiktheidspercentage na een bezwaarprocedure per een toekomende datum mag worden geëffectueerd. Daarvan is hier sprake. De WIA-uitkering is met ingang van 2 juni 2020, twee maanden en één dag na het voornemen van 1 april 2020, verlaagd.
Conclusie en gevolgen
WGA-vervolguitkering, en de verlaging daarvan per 2 juni 2020, in stand blijft. Dit brengt ook mee dat voor inwilliging van het verzoek van appellant om schadevergoeding in de vorm van vergoeding van belastingschade geen grondslag bestaat.