ECLI:NL:CRVB:2024:68
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellante na beoordeling van medische beperkingen en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 januari 2024 uitspraak gedaan. Appellante, die eerder als tomaten inpakster werkte, had zich ziekgemeld met lichamelijke en psychische klachten. De ZW-uitkering was beëindigd omdat het Uwv oordeelde dat zij met de geselecteerde functies meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar medische beperkingen niet waren erkend, waardoor zij niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 30 november 2023, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door een advocaat. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, inclusief de medische rapporten en de argumenten van appellante. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv de ZW-uitkering terecht had beëindigd, en de Raad heeft deze conclusie onderschreven. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd dat appellante, ondanks haar klachten, geschikt was voor de eerder geselecteerde functies, met uitzondering van risicovolle werkzaamheden.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen en de beslissing van de rechtbank bevestigd. Dit betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft en dat appellante geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak benadrukt het belang van medische beoordelingen in het kader van de Ziektewet en de criteria voor arbeidsgeschiktheid.