ECLI:NL:CRVB:2024:674

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
23/2888 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken beroepsgronden

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/3035. Het ingediende beroepschrift bevatte echter geen gronden, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft appellante tweemaal de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen. De eerste termijn werd gegeven bij brief van 30 oktober 2023, waarbij appellante vier weken de tijd kreeg om de beroepsgronden in te dienen. Deze termijn is ongebruikt verstreken. Vervolgens is appellante bij aangetekende brief van 30 november 2023 opnieuw in de gelegenheid gesteld om de beroepsgronden in te dienen, met wederom een termijn van vier weken. Ook deze termijn is ongebruikt voorbij gegaan. Er zijn geen redenen aangevoerd die een verontschuldiging voor dit verzuim zouden kunnen vormen.

De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet voldoet aan de vereisten van de Awb. De Raad heeft besloten zonder verder onderzoek te doen, aangezien het verzuim niet hersteld is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 april 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 april 2024
23/2888 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
31 augustus 2023, 21/3035
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 30 oktober 2023 is appellante in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Appellante heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 30 november 2023 is aan appellante nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellante erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
Appellante heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024.
(getekend) C. Karman
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.