Op 3 april 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/3487 NOW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), had eerder de gelegenheid gekregen om dit verzuim te herstellen, maar heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken. Ondanks herhaalde verzoeken om de beroepsgronden in te dienen, heeft de minister geen actie ondernomen. Hierdoor kon de zaak niet inhoudelijk worden behandeld.
De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 december 2023. De Centrale Raad van Beroep heeft besloten dat de aangevallen uitspraak in stand blijft en dat er een griffierecht van € 548,- moet worden geheven van de minister. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en de indiener van het verzetschrift kan verzoeken om gehoord te worden.