In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen, waarbij haar een maatwerkvoorziening individuele begeleiding is toegekend van zes uur per week in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Appellante betoogt dat zij recht heeft op twaalf uur begeleiding per week, maar heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting waar appellante niet aanwezig was, en heeft geoordeeld dat het college de hulpvraag van appellante en haar beperkingen voldoende zorgvuldig heeft onderzocht. De Raad concludeert dat de toegewezen zes uur begeleiding passend is, maar oordeelt dat het gehanteerde uurtarief van € 18,11 niet toereikend is. Dit tarief is lager dan het minimale pgb-uurtarief dat volgens de geldende cao VVT moet worden gehanteerd. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en draagt het college op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het juiste uurtarief moet worden vastgesteld. Appellante krijgt een vergoeding van haar proceskosten en het betaalde griffierecht terug.