In deze zaak gaat het om de toekenning van bijstand aan appellant door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen. Appellant, gehuwd met een niet-rechthebbende partner die in Marokko woont, heeft bijstand aangevraagd ingevolge de Participatiewet (PW). Het college heeft de bijstand toegekend naar 50% van de norm voor gehuwden, omdat appellant niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de bijstandsnorm en de ingangsdatum. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit van het college gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het standpunt van het college dat appellant niet duurzaam gescheiden leefde, in stand gelaten. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij als alleenstaande moet worden aangemerkt en dat de bijstand had moeten worden afgestemd op zijn situatie. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij duurzaam gescheiden leeft en dat de toegepaste bijstandsnorm terecht is vastgesteld. De Raad concludeert dat het college het bezwaar tegen de uitnodiging voor een intakegesprek niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat deze brief geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en het college wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant.