ECLI:NL:CRVB:2024:57
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de noodzaak voor Wlz-zorg op basis van medische adviezen en zorgbehoefte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, geboren in 1996, had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) op 4 december 2020. Het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen blijvende behoefte aan 24-uurszorg of permanent toezicht kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat het medische onderzoek door het CIZ voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De medisch adviseur heeft de appellant via beeldbellen gesproken en de medische voorgeschiedenis en adviezen van eerdere behandelingen in overweging genomen. De Raad concludeert dat er geen noodzaak is voor de gevraagde Wlz-zorg, omdat niet is aangetoond dat de appellant niet in staat is om hulp in te roepen of dat er ernstig nadeel zou optreden als hij hulp moet afwachten.
De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder de claim dat er een nader intelligentieonderzoek had moeten plaatsvinden, verworpen. De Raad oordeelt dat de medische adviezen zorgvuldig zijn tot stand gekomen en dat het CIZ deze adviezen terecht aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag heeft gelegd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt.